Over het beroepsgeheim werden hele bibliotheken volgeschreven en bestaat er een overvloedige rechtspraak. Toch blijkt dat de grondbeginselen van deze figuur niet altijd goed worden begrepen en dat de toepassingen die ervan worden gemaakt, niet altijd optimaal aansluiten bij de bestaansreden ervan. Voor het eerst in de Belgische rechtsleer tracht dit boek systematisch het ‘onkruid te wieden’ om het beroepsgeheim te ontdoen van alle mystiek en (status)symboliek waarmee het gaandeweg werd beladen, om de essentie van de regel te achterhalen. Met de praktische bruikbaarheid van dit boek in het achterhoofd werd de omvang ervan zo hanteerbaar mogelijk gehouden. Net zoals de wettekst zelf vertrekt dit werk van het medisch beroepsgeheim, om dan een algemene theorie van het beroepsgeheim te ontwikkelen. Niet alleen advocaten en magistraten die achteraf moeten aftoetsen of het beroepsgeheim al dan niet terecht werd ingeroepen, ook de ‘noodzakelijke vertrouwenspersonen’ die zelf het beroepsgeheim in hun dagelijkse praktijk moeten toepassen (zoals artsen en advocaten en hun tuchtoverheden, maar ook paramedici, beheerders en ombudspersonen in zorginstellingen, netwerken palliatieve zorg ...) zullen dit werk nuttig kunnen raadplegen om inzicht te krijgen in hoe bewust met het beroepsgeheim om te gaan in functie van het doel achter de regel.Lees hier het interview met auteur Frederic Blockx in Medi-Sfeer.