Er was eens een moeder.
En er was eens een vader.
Op een zaterdag – de zon scheen, het waaide – gingen ze naar De Winkel.
Om er een kind te kopen.
Deze kant uit, zei de verkoper.
Ze liepen naar een grote hal.
Allemaal rekken.
En in die rekken allemaal potjes, potjes met spul in allerlei kleuren.
Allemaal genen, zei de verkoper.
Dit boek gaat over Billie en over genen. Genen zijn héél kleine deeltjes van je lichaam. Je krijgt ze van je vader en je moeder. Genen zorgen ervoor dat jij er uitziet zoals je er uitziet en dat je lichaam doet wat het moet doen. Of je blauwe of bruine ogen hebt? Wat de vorm van je hand is? Of je een wipneus hebt? Van chocolade houdt? Noem maar op. Het komt allemaal door je genen.