Deneys Reitz was zeventien jaar toen in 1899 de Anglo-Boerenoorlog, alias de Tweede Boerenoorlog of Tweede Vrijheidsoorlog, uitbrak. Reitz koesterde geen haat tegen het Britse volk, maar ‘als Zuid-Afrikaan moest je voor je land vechten’. Hij leerde als kind paardrijden, schieten en zwemmen; die vaardigheden kwamen hem tijdens de oorlog goed van pas. Hij vocht aan de zijde van verschillende Boerencommando’s, die elk waren uitgerust met hun eigen paarden en geweren. Met hun mobiele guerrillatactiek boekten ze aanvankelijk opzienbarende successen tegen een grote overmacht. Maar de Britten leerden snel en sloegen keihard terug. Reitz, die bijna alle belangrijke veldslagen meemaakte, beschrijft hoe een tekort aan bijna alles de Boeren fataal werd.
Commando werd vertaald en geannoteerd door Robert Dorsman, en van een nawoord voorzien door Paul Moeyes.