In een arrest van 7 juli 2011 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de ongelijke behandeling tussen arbeiders en bedienden inzake opzegtermijnen en de toepassing van een carenzdag bij ziekte niet langer te verantwoorden was en in strijd was met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.
Het Hof gaf de wetgever twee jaar de tijd om te verhelpen aan die discriminatie en om de harmonisatie van de statuten van arbeiders en bedienden te voltooien. De Wet Eenheidsstatuut van 26 december 2013, die in werking trad op 1 januari 2014, is het antwoord van de wetgever.
Of die nieuwe wetgeving beantwoordt aan de verzuchtingen van het Grondwettelijk Hof, is onzeker. Bovendien komt dat antwoord rijkelijk laat, zodat de vraag rijst wat de gevolgen zijn van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de periode gelegen tussen 8 juli 2013 en 1 januari 2014.
Daarnaast hebben de bepalingen van de wet veel nieuwe vragen en onduidelijkheden gecreëerd. In dit boek trachten de auteurs een antwoord te bieden op die vragen en onduidelijkheden. Zij gaan daarbij niet uit van een louter overzicht en bespreking van de nieuwe wetsbepalingen. Ze hebben in dit boek de nieuwe bepalingen, met inbegrip van CAO nr. 109 van 12 februari 2014 betreffende de motivering van het ontslag, geïntegreerd in het ruimere kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Het resultaat hiervan is een kritisch en up-to-date overzicht van de reglementering m.b.t. het einde van de arbeidsovereenkomst na de inwerkingtreding van de Wet Eenheidsstatuut.
Het boek combineert een theoretische benadering van de diverse thema’s met praktische voorbeelden en toepassingen, zodat het een belangrijke vraagbaak is voor advocaten, magistraten, (arbeids)juristen en HR-verantwoordelijken.