Het Belgische federalisme is gebaseerd op drie pijlers: autonomie, nevenschikking en exclusiviteit. Dit proefschrift zet uitgebreid uiteen hoe dit ideaalbeeld van het duaal federalisme botst op de toegenomen complexiteit en verwevenheid van de hedendaagse maatschappelijke realiteit. In verschillende beleidsdomeinen wordt het exclusiviteitsbeginsel dan ook niet strikt toegepast, waardoor een zekere mate van de facto bevoegdheidssamenloop ontstaat.
Hier stuit de Belgische federale theorie echter op haar limieten. De duale gereedschapskist bevat immers wel technieken om bevoegdheden te scheiden, maar mist instrumenten om de dynamische verhouding tussen federale en deelstatelijke normen in goede banen te leiden. Het Belgische grondwettelijk recht heeft vaak geen antwoord op de complexe vragen die het overlappende overheidsbeleid in een moderne gelaagde structuur oproept.
Om aan de tekortkomingen van de traditionele classificatie tegemoet te komen, stelt dit boek een moderne benadering van de bevoegdheidsverdeling voor. Een modern bevoegdheidskwalificatieproces past het exclusiviteitsbeginsel niet strikt toe. Door bevoegdheidssamenloop theoretisch te omkaderen, biedt dit boek een alternatief voor de duale reflex om bij normoverlap terug te grijpen naar een enkelvoudige bevoegdheidskwalificatie. Op die manier kan de moderne benadering van de bevoegdheidsverdeling op basis van de starre, duale fundamenten toch een flexibel, dynamisch en waardengericht federalisme bouwen.
Auteur
Karel Reybrouck is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het Leuven Centre for Public Law. Hij voerde onderzoek aan het Institute for Comparative Federalism van Eurac (2022), het Centre for Asian Legal Studies van NUS (2020) en het Max Planck Institute for Comparative Public Law and International Law (2018).