Veel kinderen worden tegenwoordig niet meer alleen opgevoed door hun ouder(s), maar ook door een ‘stiefouder’, een tante, een grootouder. Deze personen, die worden aangeduid als ‘zorgouders’, kunnen geen ouderlijke bevoegdheden uitoefenen, met alle praktische nadelen van dien.
In dit werk onderzoekt dr. U. Cerulus of in het licht van de grondrechtenbescherming een statuut voor zorgouders moet worden uitgewerkt, en zo ja, hoe dat statuut er dan moet uitzien. Daarbij worden verschillende concrete vragen beantwoord, zoals: aan welke voorwaarden moet voldaan zijn om het statuut te kunnen verkrijgen? Kan het statuut worden gewijzigd en wanneer eindigt het statuut?