‘De dag is wit. Het leven op dit eiland wordt overwegend bepaald door de zon. Er zijn vogels die hoog – en hoe ver weg? – in de horizon verdwijnen en andere die, laag als wolken, over het water komen, bevrucht met verhalen van het land, áchter de zee…’
Op Cyprus stond na de Tweede Wereldoorlog het grootste detentiecentrum ooit in het Middellandse Zeegebied. Tienduizenden mensen zijn er vastgehouden: Joodse overlevenden van de Holocaust die in Palestina een nieuw leven wilden beginnen. Met overvolle schepen verlieten ze Europa, maar op zee werden ze als illegale migranten door de Britse Royal Navy onderschept. De tocht naar vrijheid en autonomie eindigde in gevangenschap.
Over deze geschiedenis was wel iets bekend, maar een belangrijk onderdeel ontbrak: ooggetuigenverslagen. Hoe was het om na de oorlog weer (of alsnog) achter prikkeldraad te worden opgesloten? Het werk van de Joodse Amsterdammer Emile Pimentel (1923-1988) levert het ontbrekende puzzelstuk: hij zat als twintiger twee jaar gevangen en legde zijn ervaringen vast in proza en poëzie.
Emiles literaire nalatenschap, die enkele jaren geleden vanuit Tel Aviv naar Nederland is gebracht, stelde Frans Blom en Vivian Beekman in staat om het aangrijpende verhaal van de migratie te vertellen. Ze volgen de hoofdpersoon van Amsterdam tot in Israël. En van binnenuit beschrijven ze de kampen op Cyprus, waar Emile een bijzondere liefde vond – maar het geloof in de mensheid definitief verloor.