Het ouderlijk vruchtgenot werd ingevoerd in het Burgerlijk Wetboek in 1804 en is sindsdien nauwelijks gewijzigd. Ingevolge het ouderlijk vruchtgenot maken de ouders aanspraak op de inkomsten van het vermogen van hun minderjarige kinderen. Met deze inkomsten worden zij geacht bepaalde lasten in het belang van het kind te voldoen. Wat nadien overblijft, mogen de ouders vrij besteden. In de praktijk komt deze rechtsfiguur vaak pas ter sprake als het gaat over de ontneming ervan bij schenking of testament.
Deze bijdrage vormt een eerste alomvattende, kritische analyse en technische uitwerking van de regeling van het ouderlijk vruchtgenot in België. Aan de rechtspractici wordt een beter inzicht gegeven van de rechten en plichten van de ouders m.b.t. het ouderlijk goederenbeheer en het ouderlijk vruchtgenot in het bijzonder. De Nederlandse en Franse regeling komen hierbij eveneens aan bod. Daarnaast wordt het nieuwe goederenrecht betrokken in deze bijdrage door een vergelijking te maken met het vruchtgebruik zoals omschreven in Boek 3 “Goederen”.
Tot slot volgt een evaluatie van het ouderlijk vruchtgenot. Er wordt tot de conclusie gekomen dat het gaat om een verouderde rechtsfiguur die niet meer tegemoetkomt aan de maatschappelijke ontwikkelingen. Het doel en de inhoud van de regeling zijn niet meer te verzoenen met de hedendaagse opvattingen over het ouderlijk gezag, noch met het belang van het kind dat meer en meer is gaan toenemen.
Alix Van Sinay is notarieel medewerker.
Dit werk maakt deel uit van de reeks Cahiers Brussel Antwerpen Gent (CABG). In geval van intekening op de reeks CABG geniet u een permanente korting van 15%. Bovendien kunt u ook de reeds verschenen Cahiers bestellen met 15% korting. Contacteer de besteldienst.