Om een aanvullend pensioen te kunnen opbouwen, dient een werknemer toegang te hebben tot een aanvullende pensioenregeling. Aansluitingsregels zijn hierbij van onmiskenbaar belang. Door de aansluitingsregels wordt namelijk bepaald welke werknemers al dan niet toegang hebben tot een aanvullende pensioenregeling. Deze regels beïnvloeden zo ook de deelnemingspercentages en staan, zowel op nationaal als op Europees niveau, regelmatig in de aandacht.
In dit boek brengt de auteur een rechtsvergelijkende analyse van de personele toepassingsgebieden van aanvullende pensioenregelingen voor werknemers in België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk tot stand. Aan de hand van een theoretisch en een empirisch onderzoek wordt inzicht gecreëerd in de systematiek van aansluitingsregels.
De analyse is opgebouwd aan de hand van drie bouwstenen, namelijk het karakter van de inrichting, het karakter van de pensioenregeling voor de werkgever en het karakter van de aansluiting voor de werknemer. Vervolgens is er gezocht naar werkingsmechanismen van aansluitingsregels. Dit resulteert in een eigen theoretisch kader rond de aansluiting bij aanvullende pensioenen. Deze aansluitingstheorie is empirisch getoetst aan de hand van pensioenreglementen. In een selectie van bestaande pensioenplannen is onderzocht hoe de aansluitingsregels tot uiting komen. Deze toetsing maakt het mogelijk om na te gaan in hoeverre de aansluitingstheorie, naast een juridische onderbouwing, ook een empirische onderbouwing kent. Tot slot is er gekeken naar de impact die een mogelijke transformatie van een aansluitingsvorm zoals automatic enrolment teweeg kan brengen op de bouwstenen en de werkingsmechanismen van aansluitingsregels.