Dit boek legt de hoofdlijnen van het internationaal privaatrecht (IPR) eenvoudig uit. De lezer zal niet alle nuances vinden van alle aspecten van dit rechtsdomein, maar enkel ‘de essentie’. Het boek is op de eerste plaats een instrument voor iedereen die in het IPR zijn of haar weg wil vinden: studenten, maar ook advocaten, magistraten, notarissen, ambtenaren en bedrijfsjuristen. De unieke aanpak maakt van het boek een nuttig studie- en werkinstrument voor de (bijna) jurist die (nog) niet gespecialiseerd is in het IPR. De auteurs brengen de essentie van het IPR in al zijn facetten. Zij willen de lezer het typische IPR-denken aanleren. Rechtspraak van Europese en Belgische gerechten en tal van voorbeelden in kadertjes vormen hierbij nuttige oriëntatiepunten.
Een eerste ‘algemeen deel’ handelt over de bronnen van het IPR, de begrippen en de vier belangrijke luiken van het IPR, zijnde de internationale bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning en uitvoerbaarheid van buitenlandse beslissingen en akten, en de administratieve en gerechtelijke samenwerking. Het tweede ‘bijzonder deel’ gaat in op de verschillende onderdelen van het internationaal privaatrecht: personenrecht, familierecht, relatievermogen, onderhoudsverplichtingen, erfopvolging, goederen, contracten, niet-contractuele verbintenissen, rechtspersonen, trusts en insolventie.
Wetgeving is bijgewerkt tot 31 oktober 2020, rechtspraak tot 1 juni 2019.
"De wijze waarop de auteurs de lezer op sleeptouw nemen is verfrissend. De belangrijkste instrumenten, concepten en mechanismen van het IPR worden op een eenvoudige manier voorgesteld, telkens vergezeld van een illustratie en/of een beknopte weergave van relevante rechtspraak."
DEGROOTE M-L., [Boekbespreking], TPR 2022/3, 1231-1233.