Sinds 1980 is Vlaanderen bevoegd voor zijn ruimtelijke ordening. Het had het begin van een doortastend beleid kunnen zijn, naar het adagio van de eerste Vlaamse minister-president Gaston Geens: 'We zullen moeten bewijzen dat wat wij zelf doen, beter is.'
Van dat voornemen is niets terecht gekomen. Het Vlaamse ruimtelijk beleid is al decennialang een draak. Het autonome Vlaanderen bakte er niks van. Erger nog, het gebeurde met voorbedachten rade: het was een bewuste politieke keuze van de opeenvolgende regeringen om de jongste twintig jaar vooral géén planmatig ruimtelijk beleid meer te voeren.
Het vierluik van de ruimtelijke ordening (plannen-vergunnen-handhaven-grondbeleid) werd tot vergunnen gereduceerd: zo veel mogelijk, met regels die afwijkingen mogelijk maakten en daarbovenop nog eens uitzonderingsregels. Ruimtelijke planning werd op Vlaams niveau doorgeschoven naar de gemeenten die er ook geen prioritair belang aan hechten. Alles kan nog steeds, overal.
De hoogste tijd dus voor een maatschappelijk debat waar de 'werkelijke' waarde van open ruimte in kaart wordt gebracht met aandacht voor ecologie, gezondheid en respect.