Recente evoluties hebben ervoor gezorgd dat de hedendaagse nietigheidsleer op haar grenzen botst in het vermogensrecht. Het onderscheid tussen absolute en relatieve nietigheid erodeert, en het uitgangspunt dat een rechterlijke tussenkomst steeds noodzakelijk is, blijkt niet langer houdbaar.
Dit boek legt de grondslagen van de nietigheid in het vermogensrecht bloot en analyseert de heersende theorie ten gronde. Op basis van de fundamenten van het vermogensrecht werkt de auteur een duidelijk kader uit om orde te scheppen in de vele vragen die rijzen naar aanleiding van de nietigheid. In dit boek worden de theoretische onderscheidingen ingewisseld voor een benadering die vertrekt vanuit het concrete geval, de rechtmatige belangen van de betrokkenen en de inhoudelijke rechtsbeginselen die de basis vormen voor elke specifieke oplossing. Talrijke figuren en schema’s vormen een overzichtelijke en praktische leidraad om concrete nietigheidsvragen methodisch en secuur te beantwoorden.