Met deze variant op het aloude leerdicht onderzoekt Piet Gerbrandy in verzen en prozagedichten de (on)kenbaarheid van het zelf en het raadsel van het lichaam ten opzichte van de ziel. Of het nu gaat om de liefde, de vergankelijkheid van het lichaam, de stand van de natuur of de evolutie. Dit werk poogt het hele zijn te omvatten in onderzoekende, gelaagde en toegankelijke verzen.
Gerbrandy toont zich opnieuw een groot beschouwer, die in stuwende taal laat zien dat de mens in al zijn vergankelijkheid een wonderlijk wezen is.