Het Belgische individuele arbeidsrecht is vaak te star of te algemeen geformuleerd om de noden en belangen van de individuele werknemer en de werkgever tegenover elkaar af te wegen. Vanuit zijn traditioneel eenzijdige focus op de bescherming van de werknemer en zijn nadruk op rechtszekere oplossingen lijkt het individuele arbeidsrecht die afweging niet altijd door te voeren, of toch niet altijd op een even nadrukkelijke en transparante wijze.
Die vaststelling is nog meer voelbaar in de zogenoemde hard cases. Daarin beantwoorden de traditionele technieken van het Belgische individuele arbeidsrecht het gerezen geschil niet (passend) of niet voldoende duidelijk in het licht van de functies, de doelen en grondslagen van het arbeidsrecht. Dit boek toetst daarom de suggestie dat open normen, zoals de goede trouw of het rechtsmisbruikverbod, potentieel in zich dragen om genoemde hard cases wel afdoende op te lossen in het licht van diezelfde functies, doelen en grondslagen.
Het Belgische arbeidsrecht wantrouwt echter een transparant gebruik van open normen. Hun gebruik zou leiden tot rechtsonzekerheid en tot rechterlijke willekeur ten nadele van de ‘zwakke’ werknemer. Dit boek vertrekt daarentegen van de idee dat open normen de kans bieden om de dynamische realiteit van de arbeidsrelatie en de daarin verborgen patronen te vatten.
Het boek gaat na: