Het huwelijk is al lang niet meer de enige en zelfs niet de meest voorkomende samenlevingsvorm.
De verschillende relatievormen – huwelijk, wettelijke en feitelijke samenwoning – worden in deel I van dit boek besproken.
In het relatierecht (deel II) worden de wettelijke regels van het samenwonen en de gezinsbescherming bij elk van deze relatievormen besproken. In het relatievermogensrecht (deel III tot V) worden de vermogensrechtelijke gevolgen behandeld die ontstaan als twee mensen een duurzame relatie aangaan. Hierbij gaan we in deel III in op de algemene context voor elk van de relatievormen. In delen IV en V wordt in detail ingezoomd op het vermogensrecht bij huwelijk, resp. buitenhuwelijkse samenwoning.
Het omvangrijkste deel van het boek blijft gereserveerd voor het huwelijksvermogensrecht (deel IV). In dat deel komen uitvoerig aan bod: het wettelijk stelsel (de gemeenschap van aanwinsten), de huwelijksovereenkomst, de conventionele aanpassingen aan het stelsel van gemeenschap, de thans wettelijk verankerde theorie van de huwelijksvoordelen en het stelsel van scheiding van goederen, waarin ook de toepassing van de theorie van de huwelijksvoordelen in dit stelsel wordt besproken.
Aansluitend komt in deel V het samenwoningsvermogensrecht aan bod, zowel de wettelijke regels als de mogelijke contractuele regelingen, en uiteraard ook het belangrijke probleem van schuldvorderingen tussen samenwoners bij relatiebreuk.
De analyse is grondig en up-to-date. De recent ingevoerde bepalingen van het hervormde goederenrecht (boek 3 BW) en van het bewijsrecht (boek 8 BW) waren al in de vorige editie geïntegreerd. In deze derde editie is de tekst herschreven in de context van de codificatie van het familiaal vermogensrecht: er wordt exclusief verwezen naar bepalingen van boek 2 titel 3 BW (Huwelijksvermogensrecht) en van boek 4 BW (Erfrecht en Giften). Daarnaast zijn ook de recent in werking getreden nieuwe algemene bepalingen (boek 1 BW) verwerkt, evenals het nieuwe verbintenissenrecht (boek 5 BW).