In 2006 overleed de Nederlandse dichter en criticus Jeroen Mettes (1978-2006). Postuum verscheen in 2011 zijn lange prozagedicht 'N30'. In dat werk probeerde Mettes een 'direct engagement met de buitentekstuele werkelijkheid' tot stand te brengen door het talige lawaai van die werkelijkheid tot onderdeel te maken van zijn poëzie. 'N30' sloeg in als een bom. Mettes' poëziekritiek en zijn dichtwerk vormden een inspiratiebron voor een nieuwe generatie Nederlandstalige dichters die een poëzie gingen schrijven die tegelijkertijd politiek, experimenteel én persoonlijk was.
In Vluchtlijnen van de poëzie vormt de experimentele dichtkunst en politieke essayistiek van Mettes het uitgangspunt voor een creatieve lezing en (her)interpretatie van de (recente) poëziegeschiedenis.
De vluchtlijnen brengen de lezer van Mettes naar Friedrich Hölderlin, Herman Gorter, Gertrude Stein, Sybren Polet, J.F. Vogelaar, Ron Silliman, Dominique De Groen, Hannah van Binsbergen en vele anderen. Het poëtische sterrenstelsel dat zo ontstaat biedt zicht op de relatie tussen politiek, poëzie en vorm.