Dit boek gaat over het strafrechtelijk beslag. Centraal staat de vraag naar een wettelijk kader voor de inbeslagneming van goederen en gegevens dat de verschillende functies van het strafrechtelijk beslag kan vervullen en de mensenrechten respecteert. Het eerste deel beschrijft de bredere context waarin dit boek zich afspeelt. De internationale vermogensaanpak heeft een directe weerslag op de nationale beslagregels. Ook de digitalisering beïnvloedt de manier waarop criminaliteit wordt bestreden (denk aan de inbeslagname van cryptomunten, de blokkering van websites …).
Het tweede deel bestaat uit een grondige analyse van het huidige recht, opgebouwd volgens de verschillende functies van het strafrechtelijk beslag, namelijk bewijsvergaring, verzekering van de uitvoering van een latere verbeurdverklaring, waarborging van de vergoeding van slachtoffers en stopzetting van misdrijven. Daarnaast bevat dit deel een analyse van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Niet alleen de bescherming van eigendom en het recht op een eerlijk proces, maar ook het recht op privacy en de vrije meningsuiting komen aan bod. De bescherming van informatie die onder het beroepsgeheim van advocaten en artsen valt, neemt een belangrijke plaats in. In het derde deel volgt tot slot een aanzet voor nieuwe regels die multifunctioneel en digiproof zijn, aan de hand van enkele rechtsvergelijkende inzichten (Nederland, Verenigde Staten).
Het boek vormt de geüpdatete versie van het doctoraal proefschrift dat de auteur in januari 2020 aan de KU Leuven heeft verdedigd. Wijzigingen werden bijgehouden tot en met 1 januari 2020.