Dit Cahier gaat op zoek naar de bronnen en de grondslagen van de vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim bij advocaten, bemiddelaars, notarissen en bedrijfsjuristen.
Oud-stafhouder en voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies Edward Janssens bespreekt wat beroepsgeheim en vertrouwelijkheid betekenen voor de advocatuur. Hij gaat in op de wettelijke grondslag van het beroepsgeheim (EVRM, art. 458 en 458bis Sw.) en de Codex, op de verplichtingen en uitzonderingen op het beroepsgeheim en de vertrouwelijkheid, de gevolgen van de schending ervan, het gedeelde beroepsgeheim, de visitaties door de overheid enzovoort.
De voornaamste deontologische bron voor een bemiddelaar is ongetwijfeld de gedragscode. Mr. Steven Brouwers licht dit toe aan de hand van een casus over een per ongeluk verstuurde e-mail. Een gerechtsdeskundige is niet hetzelfde als een bemiddelaar, maar wat dan met de deskundigebemiddelaar? Hij besteedt ook aandacht aan een gevaarlijk trio: de bemiddelaar, de partijen en de media.
Notaris Hans De Decker verschaft een dieper inzicht in deze materie wat het notariaat betreft. Beroepsgeheim, vertrouwelijke of niet-vertrouwelijke informatie, discretieplicht: elke notaris wordt bijna dagelijks met deze concepten geconfronteerd. Dat het moeilijke concepten zijn, blijkt uit de vele vragen die hierover aan de Kamer van Notarissen worden gesteld.
Mevr. Saskia Mermans, voorzitter van het Instituut voor Bedrijfsjuristen, spitst zich tot slot toe op het beroepsgeheim sui generis. Dit werd bij wet opgelegd aan bedrijfsjuristen om de bijzondere opdracht die zij hebben vanuit hun expertise en op basis van hun – door de deontologie beschermde – onafhankelijkheid te waarborgen. Ook de rechtspraak en de rechtsleer die een actuele invulling aan dit beroepsgeheim geven, komen hierbij aan bod.