Jean is Parijs ontvlucht, de grote stad waar niets dan ellende heerst, en hij heeft werk gevonden aan de Franse kust als oogster van zout. Dag-in-dag-uit staat hij te ploegen op de zoutvlakte. Ondanks de eentonigheid van zijn nieuwe bestaan is Jean tevreden: hij heeft iets te doen en er komt geld binnen.
Op een goed moment vindt hij in zijn werkplaats een onbekende man, die op een voorraad zout stinkend zijn roes ligt uit te slapen. Hij jaagt de man van zijn terrein en gaat weer aan het werk. Maar de man komt terug en wat geen van beiden had kunnen voorzien: er ontstaat een onwaarschijnlijke vriendschap, te midden van het uitgestrekte zoutlandschap.
'Zout' is een roman over vriendschap, een monnikenbestaan, tegengestelde karakters en - niet te vergeten - zout. Het boek is doordesemd van zout.