De bevrijdende verjaring is een juridisch middel om te vermijden dat oude geschillen door een rechter moeten worden beslecht. Het is namelijk een moeilijke oefening te moeten beslissen over een geschil dat lang geleden heeft plaatsgevonden. Een centraal probleem hierbij is het bewijs. Schriftelijke stukken zijn verdwenen of vernietigd, verklaringen door de partijen zijn twijfelachtig of vaag, getuigen zijn niet meer te vinden, … Bevrijdende verjaringsregels komen aan deze probleem tegemoet door een termijn vast te leggen waarbinnen gehandeld moet worden.
In een steeds veranderende samenleving komen er echter steeds vaker situaties voor waarin mensen de verjaringsregels als oneerlijk ervaren. Denk maar aan de problemen en schade die asbest en PFAS veroorzaken. De feiten die aanleiding gaven tot de problemen liggen ver in het verleden, terwijl de problemen met asbest en PFAS zelf pas veel later opdoken. Een ander geval is het bekomen van een schadevergoeding voor seksueel misbruik. Seksueel misbruik leidt vaak tot verschillende psychologische belemmeringen voor slachtoffers van het misbruik, waardoor de slachtoffers lange tijd niet in staat zijn om over hun problemen te praten, laat staan juridisch te handelen. Ook hier dreigen de verjaringsregels een proces te verhinderen.
Om hieraan tegemoet te komen hebben rechters en wetgevers geprobeerd om de bevrijdende verjaringsregels te temperen met correcties, zodat de rechter toch nog kan rekening houden met bepaalde feiten of concrete omstandigheden. De correcties kunnen zo zorgen voor billijkere oplossingen. Belangrijk bij deze correcties is dat ze juridisch passen in de bevrijdende verjaringsregels en de bestaansredenen ervan niet ondermijnen. De vormgeving van deze correcties is dan ook belangrijk. Hiervoor reikt het onderzoek verschillende voorstellen aan die variëren in de mate van aanpassing en verandering die nodig is van de Belgische verjaringsregels.