In de Bhagavad Gita, het zesde deel van de Mahabharata, staat de vedische prins en boogschutter Arjuna aan het begin van een grote veldslag tegen een nauwverwante stam. Hij twijfelt aan de oorlog: hij kan en wil niet winnen. Op dat moment raakt Arjuna in gesprek met zijn wagenmenner en vriend Krishna, beter bekend als de Heer, die hem vertelt over zijn plicht als krijger, de noodzaak tot overgave en het wezen van leven en dood.
De Bhagavad Gita is een onomstreden meesterwerk uit de wereldliteratuur, vertaald en uitgebreid ingeleid door C. Keus en in deze nieuwe uitgave voorzien van een voorwoord door Arthur Eaton.