In Boven de robijnen van Marianne Witvliet schrijft Noa Terheyde in 1949 met tegenzin een brief naar een onbekende soldaat in Nederlands-Indië. Jonge vrouwen worden opgeroepen te schrijven aan ‘onze jongens’, om hun eenzaamheid te verminderen en dat vindt vooral Noa’s moeder een goed idee. Maar onze jongen Daniël Blankenberg blijkt veel interessanter dan Noa had vermoed.
De onverwachte liefde tussen hen is voelbaar vanaf het begin, maar als Daniël terugkeert naar Nederland blijken hun verschillende toekomstplannen een relatie onmogelijk te maken. Hoewel hun wegen zich scheiden, blijft hun korte tijd samen niet zonder gevolgen. Jaren later doet Noa er alles aan om Daniël op te sporen, aan de andere kant van de wereld.