Eerst zien, dan geloven. Dat is Luka's eerste gedachte wanneer hij beseft dat zijn familie hem niet heeft laten weten dat zijn vader gestorven is. De familie met wie hij al jaren nog amper contact heeft. (En dat heeft weinig te maken met de afstand die letterlijk tussen hen in zit). De vader die hij al lang verloren heeft. (Kan dat dan eigenlijk nog een tweede keer?)
Luka stapt op het vliegtuig naar België om te zien, en toch niet te kunnen geloven. Hoeveel keer kan een mens een ander kan verliezen? En hoeveel keer kan een mens zichzelf verliezen?
Luka vecht en vlucht, met en van het losgeslagen beest dat rouw is. Hij is wanhopig op zoek naar een handleiding. Zijn zus, zijn beste vriend, zijn vriendin ... Ze proberen allemaal uit te leggen hoe het zou kunnen. Maar Luka ziet het niet.
Als je het niet ziet, hoef je het ook niet te geloven. Dat is wat Luka zichzelf probeert wijs te maken, wanneer hij op een zaterdagnacht in zijn deuropening staat, met een kwade en bezorgde buurman tegenover hem, terwijl het bloed van Luka's handen de gang indruppelt.
Een verhaal over rouw en de impact die dat heeft op al onze rollen en relaties. En over hoe je soms eerst moet geloven, voor je kan zien.