Het Wetboek ICT-recht bestaat uit zes onderdelen.
Het eerste deel, met als titel Digitale economie, bevat naast artikel 1315 t.e.m. 1386bis van het Burgerlijk Wetboek en artikel 101 t.e.m. 109 van het VWEU, ook de wet van 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken. Boek VI van het Wetboek economisch recht (marktpraktijken en consumentenbescherming) staat in dit deel centraal.
Het tweede deel, Intellectuele rechten, bevat die uittreksels uit het Wetboek economisch recht met betrekking tot intellectuele eigendom die relevant zijn voor het ICT-recht, namelijk titel V t.e.m. VIII van boek XI. Ook boek XII van het Wetboek economisch recht werd opgenomen.
In het derde deel, Privacy en gegevensbescherming, vindt men de gegevensbeschermingswet van 30 juli 2018, de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 (‘GDPR’) en de ePrivacyrichtlijn (EU) 2002/58 terug.
Deel vier, Telecommunicatie en media, bevat de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en de Verordening (EU) 531/2012 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang.
Het vijfde deel, Cybersecurity, bevat de relevante cyberbeveiligingswetgeving, met onder meer de Cyberbeveiligingsverordening (EU) 2019/881 en de wet van 7 april 2019 tot vaststelling van een kader voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen van algemeen belang voor de openbare veiligheid.
Het zesde en laatste deel, Cybercriminaliteit, bevat ten slotte die uittreksels uit het Strafwetboek en het Wetboek van Strafvordering die rechtstreeks betrekking hebben op het ICT-recht. Nog een aantal andere belangrijke bepalingen, zoals het KB van 19 september 2013 tot uitvoering van artikel 126 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, werden hierin ondergebracht.
De wetgeving werd bijgewerkt tot het BS van 1 januari 2022.