In de media en in de politiek wordt al geruime tijd een polemiek gevoerd over de instellingen die bevoegd moeten zijn voor de Vlaamse discriminatiewetgeving en voor de bevordering en bescherming van mensenrechten in het algemeen.Sommigen vinden dat Vlaanderen moet deelnemen aan de oprichting van een interfederaal gelijkheidsorgaan of aan de interfederalisering van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen.Anderen zijn van mening dat Vlaanderen een eigen orgaan in het leven moet roepen. In het verlengde hiervan rijst, in aansluiting bij internationale ontwikkelingen, de vraag naar de oprichting van een algemene mensenrechteninstelling. Opnieuw pleiten sommigen daarbij voor een Vlaamse instelling, terwijl anderen voor de creatie van een interfederale mensenrechteninstelling opteren.Dit boek probeert meer duidelijkheid te scheppen in deze problematiek door – vooral via rechtsvergelijkend onderzoek – de argumenten voor en tegen de verschillende posities in het debat te analyseren. De studie kwam tot stand in opdracht van de Vlaamse Regering (Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel).In de reeks Discriminatierecht in theorie en praktijk verschijnen studies die actuele ontwikkelingen in het discriminatierecht identificeren en duiden. De reeks is gericht zowel op academici als beleidsmakers.Stefan Sottiaux is docent Staats- en Bestuursrecht en Discriminatierecht aan de KU Leuven en advocaat. Jogchum Vrielink is postdoctoraal onderzoeker aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de KU Leuven. Sinds 1 januari 2012 staan de auteurs in voor de coördinatie van de onderzoekstak Discriminatierecht binnen het Steunpunt Gelijkekansenbeleid, aan de rechtsfaculteit van de KU Leuven (Instituut voor Constitutioneel Recht). Het Steunpunt is een consortium waaraan ook de universiteiten van Antwerpen, Brussel, Gent en Hasselt participeren.Hoofdredactie reeks: Stefan Sottiaux en Jogchum Vrielink