Twee of meer gemeenten kunnen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden of 'intercommunales' oprichten om samen doelstellingen van gemeentelijk belang te behartigen zoals afvalophaling, energiedistributie en waterlevering. Kenmerkend aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden is dat het hybride creaties zijn: ze zijn geklemd tussen publiekrecht en privaatrecht en tussen overheid en onderneming.
De hybriditeit van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden veroorzaakt echter moeilijkheden. Dit aangezien de wetgeving omtrent intergemeentelijke samenwerking zijn oorsprong vindt in 1922 – ruim honderd jaar geleden – maar sindsdien niet fundamenteel is herdacht. Hierdoor is de regelgeving ook niet mee geëvolueerd met juridische en maatschappelijke evoluties van de afgelopen decennia zoals het federaliseringsproces, de europeanisering en de toenemende economische rol van de overheid. Schandalen en rechtsonzekerheid wijzen op de nood aan remediëring.
Dit boek benadert intergemeentelijke samenwerking vanuit een juridisch perspectief. Na een rechtshistorische situering van de intercommunale volgt er een analyse en een evaluatie van het geldend recht en de praktijk. Een rechtsvergelijking met Nederland vult de uiteenzetting over de Belgische intergemeentelijke samenwerkingsverbanden aan. Ten slotte geeft dit boek de aanzet voor een moderne, toekomstbestendige intercommunalisatie die is aangepast aan de noden van 21ste eeuw en waarbij er een duurzaam evenwicht wordt gevonden tussen traditionele en economische overheidstaken.