‘Mensen in uniform’ schetst in zes scènes een levendig beeld van de eerste oorlogsmaanden in de West-Vlaamse gemeente Wevelgem.
De eerste scène vertelt over de toenemende oorlogsangst na het nieuws van de moord op de Oostenrijkse kroonprins (28 juni), de laatste scène speelt zich af op kerstavond 1914, als de Duitsers Weihnachten vieren in de Sint-Hilariuskerk.
De historische achtergrond is waarheidsgetrouw en geeft een beeld van het dagelijks leven tijdens de eerste oorlogsmaanden. Heel veel plaatselijke feiten, anekdotes en gebeurtenissen zijn historisch te situeren. Ze zijn gebaseerd op het nog ongepubliceerde oorlogsdagboek van Felix Vervenne (1864-1952), die tijdens Wereldoorlog I directeur was van de gemeenteschool in Wevelgem.
‘Mensen in uniform’ vertelt het wedervaren van de fictieve familie van Alfons Demeyere, zijn vrouw Marie (tevens pastoorsmeid) en hun zoon Jozef (ca. 23) en dochter Magdalena (ca. 18).
Deze eenvoudige vlasserfamilie krijgt erg te lijden onder de oorlogswaanzin: zoon Jozef wordt gemobiliseerd, deserteert en duikt onder. Dochter Magdalena wordt getroffen door een inslaande bom en is het eerste burgerslachtoffer in Wevelgem.
Pastoor Van Lerberghe, de Duitse soldaat-stationsoverste Hans Hirsch, Ortskommandant Von Jagemann, schepen Bevernage en gemeentesecretaris Debrabandere zijn ‘historische’ personages.
Naast de vier gezinsleden Demeyere zijn er nog enkele terugkerende personages: Leonie en Agnes (vriendinnen van Magdalena), Denise (moeder van Leonie, vriendin van Marie), Georgette (vriendin van Marie en Denise), de Duitse soldaat Dietrich.
Elke scène is opgebouwd rond een reële lokale gebeurtenis en doorspekt met waargebeurde feiten en faits-divers.