Cruysem, 1634
Nelle De Vos woont sinds haar geboorte bij haar tante Clara in een lemen huisje aan de rand van het Hollebeekbos. Het lukt hun net om de eindjes aan elkaar te knopen, ook al ligt het land er verdord bij, duiken er om de haverklap rondzwervende roversbendes op en maakt de pest, die als een hete, moordende wind over Vlaanderen waait, almaar meer slachtoffers. Het lijkt wel of de duivel ermee gemoeid is. In het dorp nemen de roddels toe en wordt tante Clara, van wie de vader de naam had een tovenaar te zijn, steeds meer met de vinger gewezen…