Voor het eerst in Nederlandse vertaling: de voordrachten-cyclus die Rudolf Steiner in april 1922 in Den Haag gaf in de context van een hogeschoolcursus antroposofie (GA 82). Deze voordrachten bestrijken vrijwel alle facetten van de antroposofie. Terugblikkend op deze cursus schreef Rudolf Steiner in
Das Goetheanum, na terugkeer van zijn reis naar Holland en Engeland:
«Objecten op aarde moeten op de grond liggen om niet te vallen. De hemellichamen daarentegen dragen elkaar wederzijds. De gebruikelijke empirische wetenschappen steunen op zintuiglijke waarnemingen. De antroposofische moeten elkaar wederzijds dragen. Wie hen onderwerpt aan dezelfde criteria, lijkt op iemand die eist dat de aarde moet gestut worden in de ruimte. Zij valt niet als er geen steun is en precies op dezelfde manier stort de antroposofie niet in. Ze wordt op een andere manier gefundeerd dan de weten-schap die we gewoon zijn.»