Op het einde van zijn leven schreef de Hasseltse augustijnermonnik Johannes Mantelius (1599-1676) een overzicht van de geschiedenis van het graafschap Loon. Met dit werk zette de monnik niet alleen een eerste stap in de Loonse geschiedschrijving, maar bevestigde hij ook de eigen identiteit van het graafschap. Deze eigenheid, die Mantelius in de 17de eeuw aantrof, was geen recente verwezenlijking, maar een gevolg van eeuwenlange ontwikkelingen binnen een bepaalde geografische, economische, politieke en institutionele context, die deels veroorzaakt werd door toevallige factoren, maar ook het gevolg was van strategische keuzes, gemaakt door de heersende elite. Het is deze elite die het voorwerp uitmaakt van “Ridders aan de Maas”. Bij het gebruik van het woord ‘adel’ lijkt het voor iedereen duidelijk over wie er gesproken wordt. Nader onderzoek doet de onzekerheden echter toenemen. Wie mag tot de adel gerekend worden en wie niet ? Dat dit probleem niet enkel het huidige historisch onderzoek parten speelt, maar ook tijdgenoten, blijkt uit allerhande getuigenissen. De Italiaanse humanist Poggio Bracciolini (1380-1459), bijvoorbeeld, worstelde er mee in zijn traktaat De nobilitate. Ook in de Nederlanden was de betekenis van adeldom niet vanzelfsprekend. Het is zelfs de vraag in hoeverre er van een adel in de Nederlanden kan gesproken worden, daar dit gebied een amalgaam was van verschillende graafschappen, hertogdommen, kerkelijke immuniteiten, … waarvan de noordoostelijke territoria meer gericht waren op Frankrijk en de meer zuidelijke op het Duitse Rijk. Niet alleen op geografisch vlak, maar ook in de tijd had de adel een zeer heterogeen karakter. Edellieden dienden zich immers aan te passen aan de steeds wisselende omstandigheden. Uitgangspunt van het onderzoek is een prosoprografische databank van de Loonse edellieden tussen 1300 en 1520. Op basis hiervan wordt onderzocht welke uitgekiende strategieën edelen in Loon hanteerden om hun macht, status en vermogen in stand te houden, in weerwil van de opkomst van de centrale staat en sociaaleconomische tegenwind, en in welke mate ze op deze wijze hebben vorm gegeven aan het Loonse graafschap.