Hoewel rechtstheorie, als vorm van rechtsdenken naast een meer afstandelijke rechtsfilosofie, in wezen gericht is op de rechtspraktijk, blijft de discipline al te zeer verankerd in haar theoretisch kader zonder daadwerkelijk appèl aan de jurist in zijn dagelijks handelen. Dit boek roept juristen op om hun rechtsdenken als contextuele praxis te beoefenen in kritische zelfbevraging. Niet zozeer de kennis van recht dan wel de wijze waarop zij het eigen oordeel en de werking van hun vakgebied casus per casus kunnen doorgronden, bepaalt de sterkte van hun insteek. Het boek appelleert aan hun denkvermogen om de complexiteit van casus en werkelijkheid te doorgronden vanuit het recht.