Met hun boek Antroposofische menskunde begrijpen hebben Albert Schmelzer en Jan Deschepper ervoor gezorgd dat er eindelijk een boek is dat in begrijpelijke en actuele taal deze menskunde voor iedereen toegankelijk maakt.
De essays die Schmelzer en Deschepper over of bij de voordrachten van Steiners introductiecursus voor de leraren van de eerste waldorfschool hebben geschreven, zijn geen samenvattingen, noch commentaren. Eigenlijk zijn het essays over facetten van de mens (ziel-geest-lichaam, in die volgorde) die precies hetzelfde zeggen als die voordrachten van Steiner, maar dan in hedendaagse taal, met verwijzingen naar moderne (ook academische) bronnen en vaak zonder Steiner zelfs maar te vernoemen, op andere plaatsen dan weer met verwijzing naar Steiners kennistheoretische en andere werken.
Zo wordt bijvoorbeeld in het tiende essay (de tiende voordracht van de Algemene menskunde is zowat de meest esoterische uit de reeks) de gehele evolutieleer belicht vanuit de meest recente wetenschappelijke ontdekkingen en inzichten, die allemaal in overeenstemming te brengen zijn met Steiners gezichtspunten.
Dit boek is getuige en resultaat van de nieuwe, moderne receptie van de teksten en voordrachten van Rudolf Steiner zoals die in het Duitstalig gebied sinds een twintigtal jaar de norm is geworden, maar die in ons taalgebied maar moeizaam doordringt. Hiermee wordt immers duidelijk dat antroposofie geen ‘leer’ is die voor eens en voor altijd gegeven werd en die men te accepteren heeft, maar een wetenschap die zich steeds verder ontwikkelt en daarbij in uitwisseling en communicatie met andere denkrichtingen staat.