Dit boek handelt over een bijzondere vorm van procesvertegenwoordiging, waarbij een (rechts)persoon als procespartij optreedt voor rekening van een ander. Deze vertegenwoordigingsrelatie staat in de juridische volksmond bekend als de procesvoering qualitate qua. Nauwkeuriger is het om te spreken over de vertegenwoordiging ad agendum, in contrast met die andere – en bekendere – procedurele vertegenwoordigingsfiguur, de vertegenwoordiging ad litem.
De vertegenwoordiging ad agendum kent verrassend veel toepassingsgevallen. Voor de hand liggend zijn natuurlijk de curator, de voogd of bewindvoerder, en de ouder die qualitate qua procedeert voor rekening van het minderjarige kind. Maar zijn evenzeer toepassingsgevallen: de groepsvertegenwoordiger die in een class action collectief herstel voor gedupeerde consumenten nastreeft, de auteursrechtenvereniging die procedeert voor rekening van de aangesloten auteurs, het wederkerig mandaat dat de wet o.m. voorziet tussen mede-eigenaars en tussen gehuwden voor wat het gemeenschappelijk vermogen betreft, de zijdelingse vordering, bepaalde vormen van third party funding, en ga zo maar door.
De vertegenwoordiging ad agendum wordt in de Belgische rechtsleer bijna uitsluitend vanuit haar specifieke toepassingsgevallen benaderd. Nochtans gaat het in wezen steeds om hetzelfde: een (rechts)persoon treedt als procespartij in rechte op voor rekening van de eigenlijke titularis(sen) van het litigieuze recht. Een gefragmenteerde benadering is dan ook niet zonder risico. Door te focussen op individuele toepassingsgevallen en daarbij het groter geheel uit het oog te verliezen, zet men de deur wijd open voor inconsistenties. Dat komt de rechtseenheid en de transparantie vanzelfsprekend niet ten goede. Bovendien blijkt ook, los van de verkaveling ter zake, grote onzekerheid te bestaan over de rechtsregels die de procesvoering qualitate qua beheersen. Vaak grijpt men dan terug naar de regels inzake vertegenwoordiging uit het gemeen privaatrecht, maar die laten zich niet altijd even goed verzoenen met de specifieke context van het geding. Meteen is ook het opzet van dit boek duidelijk: het uitwerken van een algemeen procesrechtelijk kader waarbinnen de vele toepassingsgevallen van de procesvoering qualitate qua gevat kunnen worden.
Met zijn scherpe analyses en zijn gestructureerde benadering heeft Sven Sobrie een vlot raadpleegbaar naslagwerk gemaakt voor elke rechtspracticus. Alle problemen komen aan het licht en krijgen ook een gepaste oplossing. De standpunten zijn talrijk en steeds grondig onderbouwd. Dit is dan ook een belangrijk boek dat thuishoort in de bibliotheek van elke goede advocaat en aandachtige magistraat.